Veenweidedaling, extra dijkonderhoud en CO2 uitstoot.
Indiendatum: nov. 2012
Veengebied daalt door de voortdurende peilverlaging om de landbouw te faciliteren. De dijken dalen daarbij niet mee wat op den duur hogere kosten van dijkonderhoud met zich mee brengt. Waterschap Hunze en Aas en Wetterskip Fryslân hebben dit reeds gedeeltelijk in kaart gebracht. Ook Stichtse Rijnlanden heeft er aandacht aan besteed (mondelinge mededeling loco dijkgraaf Beugelink).
Nota Veenoxidatie Waterschap Hunze en Aas
25 januari 2012 behandelde het AB van Hunze en Aas de Nota Veenoxidatie, en het niet duurzaam zijn van het huidige beheer van de veengebieden. Dezelfde problematiek als hierboven genoemd. De problematiek is anders, omdat er in Groningen voornamelijk akkerbouw op het veen plaatsvindt. De Nota werd niet aangenomen, wel werd toegezegd door het DB dat de erin beschreven voorzorgsbeginselen bij ieder peilbesluit meegenomen zouden worden.
Wetterskip Fryslân
Ook Wetterskip Fryslân liet onderzoek uitvoeren naar de kosten van de veenweide daling, het onderzoek werd gepubliceerd in enige rapporten en gecondenseerd weergegeven in een H2O artikel:
Hartman, A., J. Schouwenaars en A. Moustafa, 2012. De kosten voor het waterbeheer in het veenweidegebied van Friesland. H2O 12, 25 -28
Knabbelen aan het Groene Hart
Tijdens het symposium ‘Knabbelen aan het Groene Hart’ meldde Jan Willem Bosch, voorzitter van het Kwaliteitsteam Groene Hart, als grootste probleem van het Groene Hart de voortdurende peilverlaging, met als gevolg de oxidatie van het veen, Hierdoor komt jaarlijks 2,5 miljoen ton CO2 vrij, een halve AMER-centrale. De peilverlaging leidt ook tot bodemdaling, met ernstige gevolgen voor onze waterveiligheid en de boerderijlinten.
De (mooie, maar verontrustende) lezing is te verkrijgen via:
http://www.groenehart.info/nieuwsbrieven/2012/DeGroeneFlits329.pdf
Bovenstaande documentatie leidt tot de volgende vragen:
1. Zijn de te verwachten kosten van extra dijkonderhoud door de bodemdaling door Rijnland in kaart gebracht. Zo ja wat was de uitkomst? Zo nee bestaan er plannen om dat alsnog uit te voeren?
2. Hoe veel minder zouden de kosten zijn van extra dijkonderhoud bij een drooglegging van 30 cm in vergelijking me een drooglegging van 60 cm?
3. Rijnland wil klimaatneutraal zijn in 2025. Is de CO2 uitstoot van het veenweidegebied daarbij in aanmerking genomen?
4. Hoe hoog is de CO¬2 uitstoot van Rijnlands veeweidegebied bij Huidig Beleid? Zeg een drooglegging volgens de ‘norm’ van 60 cm, en welke bodemdaling hoort daarbij?
5. Hoe hoog zou die uitstoot en bodemdaling zijn bij een lagere drooglegging, zeg 30 cm?
Indiendatum:
nov. 2012
Antwoorddatum: 21 dec. 2012
Algemeen
De maaivelddaling en het verdwijnen van de veengronden hebben onmiskenbaar invloed op het landgebruik, de emissie van broeikasgassen, waterkwaliteit en de waterbeheer(kosten). Door ontginning en ontwatering is het areaal veengrond geslonken tot ongeveer 8% van de oppervlakte van Nederland. Naar schatting is de laatste 30 tot 40 jaar ongeveer 20% van de Nederlandse veengronden verdwenen en is er nu nog zo'n 270.000 hectare over. Dit houdt in dat per jaar ongeveer 2000 hectare veengrond verloren gaat. Hierbij kan de bodemdaling overigens niet exclusief aan drooglegging worden gekoppeld. De wijze van grondbewerking en bemesting zijn ook significante factoren. Onderzoek naar dit onderwerp wordt gecoördineerd door het Veenweide Innovatie Centrum (VIC) in Zegveld waar Rijnland ook aan bijdraagt en die ook informatie voor deze beantwoording heeft aangeleverd.
Het beleid van Rijnland ten aanzien van peilbeheer is vastgelegd in de Nota Peilbeheer (09.04443). Hierbij is aangegeven dat het vaststellen van het peil een maatwerkafweging is die door de Verenigde Vergadering wordt vastgesteld. Daarbij wordt zowel naar het faciliteren van de functie gekeken, in veenweide veelal melkveehouderij, als naar duurzaamheid waaronder bodemdaling. Specifiek voor veenweide is tevens opgenomen dat de maximale gemiddelde drooglegging niet meer dan 60 cm mag bedragen en bij maaivelddaling maximaal deze daling zal worden gevolgd. De drooglegging van 60 cm is dus het maximum (en geen norm) en in praktijk is de gemiddelde drooglegging in vele peilvakken aanzienlijk minder (45 tot 55 cm).
In de nota is daarnaast opgenomen dat wijziging van peil met significante effecten voor de functies in principe alleen kan binnen een ruimtelijke ontwikkeling die hiervoor de randvoorwaarden biedt. Onderzoeken naar het Groene hart hebben, buiten de gerealiseerde natuurgebieden, vooralsnog geen economisch duurzame beheerstrategie opgeleverd zonder vitale melkveehouderij.
Vragen en antwoorden
Zijn de te verwachten kosten van extra dijkonderhoud door de bodemdaling door Rijnland in kaart gebracht? Zo ja, wat was de uitkomst? Zo nee, bestaan er plannen om dat alsnog uit te voeren?
Bodemdaling speelt onmiskenbaar een rol bij het onderhoud van dijken. Zowel het dalen van het achterland als het gevolg van het dijklichaam zelf kan in noodzaak voor onderhoud resulteren. Kosten voor dijkonderhoud door bodemdaling en andere factoren worden door Rijnland opgepakt in het reguliere onderhoudsprogramma. Dat gebeurt feitelijk al jaren, juist in deze gebieden waar veen in de ondergrond zit. De kosten bedragen € 150,-- per m'. In 2013 wordt circa 7 km hersteld (onderhoud).
Hoeveel minder zouden de kosten zijn van extra dijkonderhoud bij een drooglegging van 30 cm in vergelijking me een drooglegging van 60 cm?
Het is niet goed te becijferen welke reductie van onderhoudsbehoefte zou optreden door het terugbrengen van de drooglegging naar 30 cm. Onmiskenbaar zal het enig effect hebben, maar omdat het dijklichaam zich over het algemeen relatief dicht bij een watergang bevindt zullen de grondwaterstanden ook in de huidige situatie al minder uitzakken. Het effect zal dus relatief beperkt blijven. Overigens is het de vraag welke functie nog kan worden gefaciliteerd bij een dergelijke geringe drooglegging (natuurgebied?) zodat wellicht ook de normering van de kering omlaag kan.
Rijnland wil klimaatneutraal zijn in 2025. Is de CO2-uitstoot van het veenweidegebied daarbij in aanmerking genomen?
De veenweideuitstoot is niet meegenomen bij de bijdrage van Rijnland naar klimaatneutraliteit. We volgen de landelijke afspraken uit het klimaatakkoord en daar is dit ook niet in meegenomen. In het klimaatakkoord Unie/Rijk is hierover het volgende opgenomen: Op het snijvlak van adaptatie en mitigatie zetten de waterschappen zich in om samen met provincies, gemeenten en belanghebbenden te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om in veenweidegebieden een aangepast peilbeheer te voeren om bodemdaling en CO2-broeikasgasuitstoot door veenoxidatie tegen te gaan (zie ook klimaatakkoord Rijk-IPO en onderzoeksprogramma Leven met Water).
En in de klimaatmonitor het volgende:
Landelijk gezien geeft 45% van de waterschappen aan onderzoek te doen naar aangepast peilbeheer in veengebieden. Dit blijft nog lastig doordat de functie landbouw van de gebieden vaak niet ter discussie staat voor een economisch duurzaam landschapsbeheer. Overigens is 45% een hoog percentage aangezien dit niet bij alle waterschappen speelt.
Hoe hoog is de CO2-uitstoot van Rijnlands veeweidegebied bij Huidig Beleid? Zeg een drooglegging volgens de ‘norm’ van 60 cm en welke bodemdaling hoort daarbij?
Bodemdaling in veenweidegebieden betreft voor een aanzienlijk deel oxidatie van organisch materiaal. In diverse gebieden blijkt dit proces overigens een zekere eindigheid te hebben omdat de aerobe bovenlaag van de bodem als het ware mineraliseert doordat het organisch stof wordt afgebroken en de minerale delen achterblijven. De oxidatie heeft uitstoot van de broeikasgassen CO2 en N2O tot gevolg. Geschat wordt dat de maaivelddalingen van de veengronden in landbouwkundig gebruik leiden tot een uitstoot CO2 van 4,2 miljoen ton per jaar (aandeel vanuit Groene Hart circa 60 %). Dit is 2,6% van de nationale CO2-emissie in 1990. Op dezelfde wijze kan ook de N2O-emissie worden geschat op 1.025 ton per jaar. Bedenk dat N2O een 300 keer sterker broeikasgas is dan CO2. Daarmee draagt vertering van veen substantieel bij aan het broeikaseffect (circa 4% van de totale Nederlandse emissie van broeikasgassen). Omdat de emissie afhankelijk is van onder andere het type veen en de aanwezigheid van kleilagen is de bijdrage van Rijnland niet direct te berekenen uit de oppervlakte aan veenbodem binnen het beheergebied.
Overigens speelt naast de emissie van CO2 en N2O ook de emissie van CH4 een rol. CH4 komt vrij onder (zeer) natte bodemcondities en is een 25 maal sterker broeikasgas dan CO2. In het veenweidegebied wordt de gevormde methaan in de min of meer droge bovenlaag bijna geheel afgebroken. Voor natte 'veenweide' met biezen en dergelijke met een gemiddelde jaarlijkse grondwaterstand van -20 cm is de emissie gemiddeld 122 kg CH4 per hectare per jaar (=2.8 t CO2-eq per hectare per jaar). Een te geringe drooglegging kan dus averechts werken. N2O ontstaat onder wisselende bodemcondities (droog-nat-droog en andersom). De relatie met drooglegging is dus niet eenduidig.
Bronnen:
Jan van den Akker et al., 2005, Veenweiden 25x belicht;
M. Pleijter. C.L. van Beek en P.J. Kuikman; 2011; Emissie van lachgas uit grasland op veengrond;
Woestenburg (red), 2009, Waarheen met het veen;
Jan van den Akker, Rob Hendriks, Idse Hoving en Matheijs Pleijter, 2010, Toepassing van onderwaterdrains in veenweidegebieden.
Hoe hoog zou die uitstoot en bodemdaling zijn bij een lagere drooglegging, zeg 30 cm?
De CO2-productie per mm maaivelddaling kun je berekenen op 2,26 t CO2 per hectare per jaar. Voor de relatie veenoxidatie en drooglegging zijn door Alterra (vd Akker) indicatieve relaties afgeleid (Maaivelddaling per jaar (millimeter) = 15,455 Drooglegging (meter) + 2.75). Op deze wijze kan een theoretische reductie door verhoging van het peil met 30 cm worden berekend: 30 cm peilverhoging betekent 0,3 x 15,455 x 2,26 = 10,5 t CO2 per hectare per jaar minder. Bij een kleidek zou je dan bijna geen CO2-emissie hebben. De vernatting zal echter ook resulteren in een omstandigheid waardoor CH4 en wellicht N2O-emissie toeneemt.
De focus op reductie van CO2-emissie doet ook geen recht aan de waterschapsdoelstelling om de functies te faciliteren. Een veelbelovend alternatief waarbij veenoxidatie wordt beperkt en de omstandigheden voor functie (draagkracht) behouden blijven, is onderwaterdrainage (OWD). OWD is de meest effectieve manier om afbraak van veen te voorkomen. Doordat in veengrond water vanuit de sloot slechts langzaam in de percelen doordringt, draagt verhogen van het slootpeil nauwelijks bij aan het verhogen van de grondwaterspiegel in de percelen. De verdamping is zo hoog dat de aanvoer vanuit de sloot dat niet kan compenseren en er sprake blijft van een holle grondwaterspiegel.
Volgens het meest recente onderzoek van Jan van den Akker (Alterra) blijkt uit een aantal pilots met onderwaterdrainage dat met verhogen van de gemiddelde grondwaterstand in percelen door middel van onderwaterdrainage de daling van de veenbodem met ongeveer 50% kan worden beperkt. Dan is landbouw nog steeds mogelijk (extra draagkracht door drainage in natte perioden). Daarmee neemt de CO2-emissie ook met circa 50% af. Er is ook een positief effect op het beperken van de emissie van N2O, maar dat is moeilijk kwantificeerbaar, omdat het optreden van lachgasemissie nog erg onvoorspelbaar is. De toepassing van de onderwater drainage is nog in de pilotfase en er zijn nog wel aandachtspunten zoals de toename van de (zoet-) watervraag en waterkwaliteitsaspecten. Op dit moment is het overwegende beeld dat in gebieden met een drooglegging tussen de 35 en 60 cm (en geen kwel) het een rendabele investering voor de melkveehouders met een positief effect voor remming bodemdaling waar het waterschap zich achter schaart in geschikte gebieden.
Interessant voor jou
Muskusratten, vragen m.b.t. \'veldproef\' en conferentie musksuratten
Lees verderZienswijze: hoe kunnen natuurdoelen worden gehaald?
Lees verder