Tech­nische vragen Effect­mo­nitor Rijnland

Indiendatum: apr. 2014
Antwoorddatum: 21 apr. 2014

Pag. 38: in tabel 14 wordt bij de effectindicator ‘voldoen lozingseisen’ verwezen naar het technologisch jaarverslag 2013. Het is nu 2014, kennen we dat technologisch jaarverslag? Zo ja, is er een link naar dit verslag te krijgen?

Het technologisch jaarverslag wordt nu uitgewerkt. Oplevering van dit rapport is voorzien eind mei 2014.

Toelichting op de dalende trend: De getallen van 2013 zijn puur getoetst op de vergunning volgens het principe one-out-all-out. Dit leidde tot 14 awzi’s (50%) die in 2013 niet voldoen.

In voorgaande jaren is een andere methode gehanteerd. Hierbij was het oordeel gebaseerd op de uitspraak of de overschrijding ‘voorkomen had kunnen worden’ en er ‘adequaat op is gereageerd’ (zgn. verklarende methode).Via deze methode voldoen meer zuiveringen aan de lozingseisen (voor 2013 voldoet dan 64% aan de lozingseisen in plaats van 50%).

De uitkomst van deze benadering is echter minder feitelijk en heeft bij nader inzien niet onze voorkeur.

Als we de pure methode hanteren voor de situatie van 2012 dan voldoen 20 awzi’s niet aan de lozingseisen. Volgens de verklarende methode voldeden 3 awzi’s niet aan de lozingseisen.

Uitgaande van de pure methode hebben we het in 2013 beter gedaan dan in 2012.

Pag. 50: in tabel 19 is de uitstoot broeikasgassen (ton CO2) vermeld in absolute cijfers. Het doel is een relatieve reductie t.o.v. 1990. Of we de goede weg op gaan is met de getoonde getallen niet af te leiden.

Dit dilemma hebben we ook geconstateerd tijdens het uitwerken van de Effectmonitor. We zijn nu bezig om het uitgangsgetal 1990 uit te zoeken en vast te leggen. Dit getal is namelijk ook nodig voor de energiemonitor, waar we dit jaar mee starten.

Pag. 50: n.a.v. tabel 19: Waarom is duurzame inkoop in 2012 zo achteruit gegaan?

Uit navraag is gebleken dat de berekeningswijze van 2012 anders is geweest dan in 2011. Invoering van de aanbestedingsregister in 2012 heeft geleid tot een andere berekening.

Pag. 58: in figuur 4,Toetsing praktijkpeil ten opzichte van streefpeil in de zomer van 2013 voor de peilvakken waar automatische peilregistratie plaatsvindt, is voor twee items <-0,10 en >0,10 de kleur rood gebruikt. Waarschijnlijk een andere tint, maar niet van elkaar te onderscheiden.

Het zijn dezelfde kleuren rood (overigens ook twee keer oranje). Dit is bewust gedaan, omdat we een soort stoplichtmodel nastreven: groen is goed, oranje is aandachtspunt en rood is te veel afwijkend

Pag. 65: opvallende verslechtering voor de maatlat vissen in 2013. Heeft dat te maken met een waarneming of is de maatlat tussentijds gewijzigd?

In 2012 zijn de maatlatten aangepast en landelijk vastgesteld. Dit naar aanleiding van ervaringen gedurende een aantal jaar en de vergelijking van de maatlatten met andere Europese landen (intercalibratie). In 2013 heeft Rijnland bij de toetsing de nieuwe maatlatten gehanteerd. Voor vissen resulteert dit in een slechtere beoordeling.

Pag. 66: hoe zou het figuur van de Biologisch Ondersteunende Stoffen (BOS) er uit zien bij de voorgestelde 'one in all in' voor de nutriënten [N] en [P]?

Wat er nu gepresenteerd is in dit figuur is one-in-all-in. Als we het uitgangsprincipe one-out-all-out zouden hanteren, dan krijgen meer waterlichamen een slechte score.

Pag. 66: het figuur van Overige Verontreinigde Stoffen (OVS) ziet er zorgelijk uit, maar dat kennen we uit de andere rapportages, vooral imidacloprid is een zorgenkindje. Het risico bij [NH4+] is dat er bij hogere pH NH3 (norm < 0,02 mgl-1 voor vissen) ontstaat, is dat ook berekend, en levert dat gevaar op voor de vispopulatie?

De NH4-norm is gebaseerd op de toxiciteit van ammoniak voor vis en schaaldieren. De programmatuur toetst via NH4 en pH indirect op ammoniak (NH3).

Het Rijnlandse water heeft vanwege de eutrofiering een relatief hoge pH. De huidige NH4-gehaltes leiden dus vrij snel tot een normoverschrijding.

We zijn ons van de normoverschrijdingen voor NH4 bewust en hebben hier al indicatief naar gekeken. Daaruit blijkt dat de NH4-gehaltes een dalende trend vertonen en dat de mate van normoverschrijding op de boezem beperkt is. Tevens blijkt dat ook andere waterbeheerders in Nederland met dit probleem te maken hebben.

In het KRW programma doen we in 2014/2015 nader onderzoek naar de NH4-problematiek om meer inzicht te krijgen in het risico op mogelijke ecologische problemen vanwege de normoverschrijdingen.

Pag. 67: voor de chemische toestand zijn de volgende stoffen bepalend voor het oordeel ‘voldoet niet’: de somparameter benzo(ghi)peryleen en 1,2,3-indenopyreen (PAK’s). Het blijft onduidelijk of deze stoffen ook ontstaan bij veenoxidatie.

PAK’s ontstaan over het algemeen bij onvolledige verbranding van fossiele brandstoffen. Dit zien we dus als bron van deze stoffen. We hebben nog geen informatie gevonden waarin is bewezen dat deze stoffen kunnen ontstaan bij veenoxidatie. Dus veenoxidatie zien we niet als bron van deze stoffen

Algemeen: waar in de bijlage van de Effectmonitor wordt een overzicht gegeven van de toegepaste meetmethoden en eventuele wijzigingen tov. de methoden van het voorgaande jaar? Wie bepaalt en beslist over methode?

Op dit moment ontbreekt een dergelijk overzicht in de Effectmonitor. Dit is een aandachtspunt voor het volgende rapport. Rijnland hanteert voor zo ver mogelijk landelijk vastgestelde meetmethoden. Waar deze niet beschikbaar zijn, wordt een eigen methode uitgewerkt die wordt vastgesteld in Stuurgroep.