Tech­nische vragen bij Nota Muskus­rat­ten­beheer 2012 -2015


Indiendatum: sep. 2012

Vragen
1. De nota hanteert als één van de doelen: het “zo klein mogelijk houden van de populatie”. Tot welk niveau moet de populatie worden verminderd? M.a.w. wat ziet de Muskusrattenbeheer als de eindsituatie?
2. De veldproef doet onderzoek naar “optimalisatie en efficiëntie”. Is dit dezelfde veldproef waarin NIET zou worden gevangen in een afgeschermd gebied, teneinde de populatie-dynamica te kunnen bestuderen?
3. Doet de veldproef ook onderzoek naar de relatie tussen aantallen a) gedode muskusratten, b) aangetroffen graverijen en c), zodat conclusies gemaakt kunnen worden over en de veiligheid van het betreffende waterstaatswerk?
4. Worden aangetroffen graverijen onmiddellijk na ontdekking hersteld? Zo nee, waarom niet en binnen hoeveel tijd gebeurt dit wel?
5. Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken naar het genoemde “onderzoek naar preventieve maatregelen”? (pag. 11)
6. Bij vangkooien in de vorm van verdrinkingsvallen duurt de doodstrijd langer dan klemvallen. Deze blijven volgens het rapport voor 20-30% van de vangsten in gebruik m.n. in dichte gebieden en periodes met trek. Echter, de trek bestaat vooral uit jonge mannetjes en zal dus weinig effect hebben op populatiereductie. Is het college daarom bereid om de inzet van verdrinkingsvallen verder te reduceren?
7. Wat is de “gestelde waarde” van de “dodingstijd”? (pag 12). In het rapport Humane Trapping worden verschillende standaarden gehanteerd: A, B, en C, waarbij de “onomkeerbare bewusteloosheid resp. binnen 30, 200 en 300 seconden intreedt. Welke gesteld waarde hanteert Rijnland?
8. In alinea 4.6 is een zin niet afgemaakt: “Hoewel de daling over de gehele linie in zal zetten….” Wat wordt hier bedoeld?

Indiendatum: sep. 2012
Antwoorddatum: 24 sep. 2012

Vraag 1. De nota hanteert als één van de doelen: het “zo klein mogelijk houden van de populatie”. Tot welk niveau moet de populatie worden verminderd? M.a.w. wat ziet de Muskusrattenbeheer als de eindsituatie?

Antwoord 1. In het verleden was 0,25 vangsten per uur het landelijke streven. Inmiddels is de vertaling van
populatieniveau vertaald in vangsten per kilometer. Gemiddeld komt 0,25 vangsten per uur overeen met 0,35 vangsten per kilometer. Het landelijke streefcijfer ligt inmiddels op 0,15 vangsten per kilometer. Dit heeft alles te maken met de voordelen van een zo laag mogelijke populatie (onder andere minder dierenleed, minder veiligheidsrisico, minder kosten etc.). De doelstelling voor Rijnland in 2015 ligt op 0,10 vangsten per kilometer. De haalbaarheid van een doelstelling hangt af van veel factoren, maar zeker gezien de specifieke gebiedsomstandig-heden in Rijnland kan gesteld worden dat deze doelstelling ronduit scherp is. Elke nog lagere populatie is natuurlijk altijd beter.

Vraag 2. De veldproef doet onderzoek naar “optimalisatie en efficiëntie”. Is dit dezelfde veldproef waarin NIET zou worden gevangen in een afgeschermd gebied, teneinde de populatie-dynamica te kunnen bestuderen?

Antwoord 2. De veldproef is op een dusdanige manier opgezet dat wetenschappelijke conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van de populatiedichtheid in relatie met inzet velduren. Eén van de onderdelen van de huidige veldproef luidt: “één ingekaderd gebied niet bestrijden". Er is echter nog geen gebied hiervoor daadwerkelijk aangewezen.

Vraag 3. Doet de veldproef ook onderzoek naar de relatie tussen aantallen a) gedode muskusratten, b) aangetroffen graverijen en c), zodat conclusies gemaakt kunnen worden over en de veiligheid van het betreffende waterstaatswerk?

Antwoord 3. Zeker. In de verschillende scenario's wordt schadeschouw uitgevoerd en in kaart gebracht. De schouw wordt uitgevoerd door onafhankelijke medewerkers. Deze mensen zijn vooraf niet op de hoogte onder welk scenario er bestreden wordt.

Vraag 4. Worden aangetroffen graverijen onmiddellijk na ontdekking hersteld? Zo nee, waarom niet en binnen hoeveel tijd gebeurt dit wel?

Antwoord 4. In principe is elke aangetroffen bouw van muskusratten graafschade. De graafschade in een waterkering waarbij de veiligheid in het geding komt wordt direct hersteld.

Vraag 5. Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken naar het genoemde “onderzoek naar preventieve maatregelen”? (pag. 11)

Antwoord 5. De pilot naar preventieve maatregelen tegen graverij muskusratten is gekoppeld aan het dijkverbeteringsproject polder Oudendijk. Dit project is inmiddels aanbesteed en de aannemer is op dit moment bezig met de voorbereiding van alle werkzaamheden. Het aanbrengen van de preventieve maatregelen staat gepland voor 2013

Vraag 6. Bij vangkooien in de vorm van verdrinkingsvallen duurt de doodstrijd langer dan klemvallen. Deze blijven volgens het rapport voor 20-30% van de vangsten in gebruik m.n. in dichte gebieden en periodes met trek. Echter, de trek bestaat vooral uit jonge mannetjes en zal dus weinig effect hebben op populatiereductie. Is het college daarom bereid om de inzet van verdrinkingsvallen verder te reduceren?

Antwoord 6. Er zijn geen aanwijzingen dat de trek vooral zou bestaan uit jonge mannetjes. De aanpak van een forse populatie muskusratten bestaat uit het optimaal benutten van de trek (onder andere met fuiken) in combinatie met vlakdekkend speuren (vangen met klem). Indien deze strategie goed wordt toegepast, kan uiteindelijk een vangstresultaat met 90% klemvangsten worden behaald. Als vervolgens de populatie sterk daalt en ronduit laag wordt (onder de 0,15 vangsten per kilometer) loopt het percentage vangsten op de kooien weer op (let wel: niet de aantallen). Dit komt doordat de weinige muskusratten verder moeten trekken om een partner te vinden. De verdrinkingsvallen zijn dan ook vooralsnog onmisbaar. Daarnaast geldt dat om een gebied dat 'schoon’ is ook schoon te houden, de watertoegangen tijdens de trek afgesloten moeten worden om hernieuwde besmetting te voorkomen. Dit kan alleen met fuiken of schermen.

Landelijk ligt er momenteel een voorstel om afspraken te maken betreffende de maximaal in te zetten verdrinkingsmiddelen bij een bepaalde populatiedichtheid. Het uitgangspunt is minimale inzet van verdrinkingsmiddelen bij lage populatie. De te maken afspraken komen
vast te liggen in de landelijke gedragscode.

Vraag 7. Wat is de “gestelde waarde” van de “dodingstijd”? (pag 12). In het rapport Humane Trapping worden verschillende standaarden gehanteerd: A, B, en C, waarbij de “onomkeerbare bewusteloosheid resp. binnen 30, 200 en 300 seconden intreedt. Welke gesteld waarde hanteert Rijnland?

Antwoord 7 In de studie wordt de verdrinkingstijd getoetst aan de 300 seconde grens van Welfare Category C (>80% van de gevallen blijft onder de 300 seconde). Geadviseerd wordt om bij de ontwikkeling van nieuwe vallen uit te gaan van Welfare Category B (C (>80% van de gevallen blijft onder de 180 seconde en >90% van de gevallen blijft onder de 300 seconde).

In Nederland hebben we geen eigen grenzen vastgesteld, we volgen de EU-richtlijnen. In de bijlage vindt u een korte samenvatting. Het grootste probleem is de discussie over het begin van de tijdmeting. Wordt geteld vanaf het moment dat het dier is gevangen, of begin je pas te tellen als het dier stress krijgt?

Vraag 8. In alinea 4.6 is een zin niet afgemaakt: “Hoewel de daling over de gehele linie in zal zetten….” Wat wordt hier bedoeld?

Antwoord 8. De zin moet als volgt luiden. Hoewel de daling over de gehele linie zal inzetten, kunnen de dalingen per rayons c.q. waterschappen verschillend zijn.

Interessant voor jou

Verwachting KRW maatregelen en doelen Reeuwijkse Plassen

Lees verder

Voorkomen waterspitsmuis in de Reeuwijkse Plassen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer